In april 2024 publiceerde het International Accounting Standards Board (IASB) een nieuwe IFRS-boekhoudstandaard, IFRS 18, Presentation and Disclosure in Financial Statements. Deze standaard vervangt IAS 1 met ingang van boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2027. De adoptie in de EU wordt momenteel door EFRAG voorbereid en zal naar verwachting plaatsvinden voordat IFRS 18 voor het eerst van kracht wordt. De eerste toepassing vindt plaats met terugwerkende kracht. Dit betekent dat het vergelijkingsjaar 2026 en ook de kwartaalrapportages voor K1/2027 moeten worden aangepast op basis van een vergelijking met het kwartaal van het voorgaande jaar. De maatregelen voor de overstap naar IFRS 18 zouden daarom uiterlijk eind 2026/2027 afgerond moeten zijn.
Wat verandert er? De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van IAS 1 zijn:
- Voor de resultatenrekening wordt voor het eerst een uniforme structuur met gedefinieerde subtotalen vastgelegd. Als de verkoopkostmethode wordt gekozen, moet in de toelichting belangrijke informatie over de kostensoorten worden vermeld.
- De kerncijfers die ondernemingen vermelden in hun communicatie over de financiële markten moeten, indien nodig, worden gedefinieerd en afgestemd op posten in de resultatenrekening.
- Toelichtingsopties in de cashflowrekening zijn geschrapt.
In dit artikel worden de belangrijkste wijzigingen kort uitgelegd.
Structuur van de resultatenrekening, subtotalen
De kosten en winsten die in de resultatenrekening moeten worden vermeld, moeten in de toekomst aan een van vijf categorieën worden toegewezen. Daarnaast zijn twee subtotalen verplicht. Dit resulteert in de volgende structuur:
- 'Bedrijfsvoering'
- Subtotaal: Bedrijfsresultaat of -verlies
- 'Investeren'
- Subtotaal: Winst of verlies vóór financiering en inkomstenbelasting
- 'Financiering'
- 'Inkomstenbelasting'
- 'Gestopte activiteiten'
Winst of verlies
De inhoud van de categorieën (4) en (5) blijft ongewijzigd ten opzichte van de vorige IAS 1, maar de categorie (2) 'Investeren' is nieuw. Het omvat voornamelijk inkomsten en kosten uit de toepassing van de boekhouding van equitymethode en uit andere activa die resultaten opleveren die grotendeels onafhankelijk zijn van de andere middelen van het bedrijf. Het kan bijvoorbeeld gaan om beleggingspanden, beleggingen in eigen vermogen, of schuldinstrumenten (aandelen en obligaties).
Categorie (3) 'Financiering' omvat kosten (inkomsten komen waarschijnlijk minder vaak voor) uit algemene bedrijfsfinanciering, zoals afgesloten leningen en uitgegeven obligaties. De centrale categorie (1) 'Bedrijfsvoering' wordt alleen negatief gedefinieerd, dat wil zeggen door uitsluiting: Het dient als vergaarbak voor alle kosten en inkomsten die niet in een van de andere vooraf gedefinieerde categorieën passen.
De nieuwe structuur is echter niet zo duidelijk als deze op het eerste gezicht lijkt te zijn: Bedrijven (concerns) moeten analyseren of (a) investeringen in activa en/of (b) het verlenen van financiële diensten deel uitmaken van de 'hoofdactiviteit' van het concern. Dit geldt uiteraard niet alleen voor verzekeringsmaatschappijen, leasemaatschappijen en banken, maar ook voor veel conglomeraten. Het bestaan van dergelijke hoofdactiviteiten kan leiden tot herclassificaties van kosten en inkomsten uit de categorieën 'Investeringen' en 'Financiering' naar de categorie 'Bedrijfsvoering'. Daarnaast gelden er enkele bijzondere regelingen, bijvoorbeeld voor de toewijzing van kosten en opbrengsten voor derivaten en indekkingsinstrumenten.
Een diepgaande analyse van de investeringen en de bedrijfsfinanciering tegen de achtergrond van de bestaande hoofdactiviteiten is onontbeerlijk. Dit kan ertoe leiden dat het noodzakelijk is om rentelasten en -inkomsten (maar ook andere posten) te scheiden en deze, afhankelijk van de onderliggende omstandigheden, aan andere categorieën toe te wijzen. Dit heeft gevolgen voor de mapping van rekeningen en het boekhoudbeleid.
Totale-kosten- of verkoopkostmethode
De strikte scheiding tussen de totale-kostenmethode en de verkoopkostmethode wordt afgeschaft. Deze wijziging staat expliciet de afzonderlijke toelichting toe van waardeverminderingskosten voor goodwill of andere activa binnen het bereik van IAS 36 mogelijk bij gebruik van de verkoopkostmethode.
Verdere toelichtingen bij gebruik van de verkoopkostmethode
Tot nu toe was het bij het toepassen van de verkoopkostmethode verplicht om geplande afschrijvingen en personeels- en materiaalkosten afzonderlijk te vermelden in de toelichting op de financiële rapportages. Dit sectie is verduidelijkt en uitgebreid: Als binnen de categorie 'Bedrijfsvoering' enkele posten worden gerapporteerd met behulp van de verkoopkostmethode, moeten geplande afschrijvingen van materiële vaste activa, immateriële activa, beleggingspanden en leaserechten, alsook personeelskosten volgens IAS 19 en IFRS 2, en waardeverminderingen en terugboekingen van waardeverminderingen volgens IAS 36 (vaste activa) en IAS 2 (voorraden), afzonderlijk worden vermeld. Bovendien moet worden aangegeven waar deze kosten- en inkomstenposten binnen de categorie 'Bedrijfsvoering' te vinden zijn en of en waar ze buiten deze categorie zijn geregistreerd.
Bedrijfsspecifieke kerncijfers: Management-defined Performance Measures – MPM
Veel bedrijven en ondernemingen maken in de communicatie over de financiële markten graag gebruik van speciaal ontwikkelde kerncijfers, waarbij het vaak niet helemaal duidelijk is hoe deze worden gedefinieerd. In deze context hebben termen als 'aangepaste EBITDA', 'duurzaam operationeel resultaat' of 'resultaat vóór speciale effecten' een zekere beruchtheid verworven.
Waarden zoals brutowinst, EBITDA of EBT worden echter niet als MPM's beschouwd (Management-defined Performance Measures) omdat ze als tussenresultaten uit de resultatenrekening kunnen worden afgeleid of direct kunnen worden gespecificeerd. Wanneer in de toekomst andere waarden worden gebruikt die niet direct als tussenresultaten verschijnen, moeten deze worden toegelicht. Bovendien, en dit is een andere nieuwigheid, moet voor dergelijke waarden een afstemming worden uitgevoerd naar het dichtstbijzijnde vergelijkbare cijfer in de resultatenrekening, samen met een indicatie van de effecten op de inkomstenbelasting en de effecten op niet-controlerende belangen.
Cashflowrekening
De bestaande opties voor het classificeren van ontvangen en betaalde cashflows uit rente en dividenden worden geëlimineerd. Betaalde rente en dividenden moeten in de toekomst worden geclassificeerd onder financieringsactiviteiten, terwijl ontvangen rente en dividenden moeten worden geclassificeerd onder investeringsactiviteiten. Houd er rekening mee dat er uitzonderingen zijn voor bepaalde bedrijfsmodellen met hun hoofdactiviteiten op het gebied van beleggen of financieren. Dit heeft bijvoorbeeld gevolgen voor banken, aangezien hun diensten voornamelijk betrekking hebben op financieringsactiviteiten.
Conclusie over IFRS 18
IFRS 18 vereist een behoorlijk aantal aanpassingen wat betreft de resultatenrekening en de vereiste toelichtingen, evenals afstemmingen voor MPM's. Die zouden uiterlijk eind 2026 voltooid en volledig operationeel moeten zijn. Verder is het belangrijk te weten dat, anders dan voorheen, de bepaling van MPM's, inclusief de bijbehorende toelichtingen, onderworpen zal zijn aan auditvereisten.
Veel succes!
Carsten Theile